Helmonders & hun huisdieren
Helmonders hebben al eeuwenlang iets met de natuur. Niet alleen hebben nu nog velen groene vingers (hoewel dat niet altijd aan de voortuinen is af te zien), men heeft in het algemeen ook iets met de levende have. Zoals bekend zijn we grote kattenknuffelaars. Dat in het verleden door onze voorouders niet altijd zachtzinnig met deze dieren werd omgegaan, past in de wat ruwere – meer natuurlijke – omgang met deze viervoeters. Raar maar waar: naast katten zijn hun natuurlijke prooien, de vuggelkus, de grootste liefhebberij van de Helmonder.
De postduiven kenden en kennen onze stad als hun broekzak. In 1885 werd hier de eerste postduivenvereniging opgericht en niet zomaar een, maar ’n sjieke, onder de wat merkwaardige naam L’Hirondelle ofwel Zwaluw. En buiten mochten vinken en sijsjes vrolijk fladderen en fluiten totdat ze met de lijmstok of het net gevangen werden. Ze dienden niet alleen als smakelijke aanvulling op het veelal karige menu, maar werden ook gehouden voor hun zang. Ze zorgden voor de broodnodige arbeidsvitaminen voor de thuiswever en zijn hulpen. De handel in zangvogels was een voorloper van de van rond 1900 daterende kanariehandel die in Helmond en omgeving een grote vlucht (maar dan figuurlijk) nam.
Hond en slang
Nou heeft elke stad wel wat met zijn dieren, dus heel uitzonderlijk zijn we nu weer niet in dit opzicht. Maar we hebben wel enkele buitengewone vertegenwoordigers gehad van dierenknuffelaars (lang geleden levende voorgangers van Freek Vonk cs), die een bijdrage aan de bijzondere roep van onze stad op dierengebied hebben geleverd.
Midden 1936 werd Helmond even, zeer tijdelijk, hoofdstad van de Nederlandse dierenwildernis. Begin augustus ontsnapten bij de bekende internationaal opererende handel in kooivogels- annex exotische dieren, Corstens en Verschueren, zomaar zes pythons uit hun verzendkist. Wat die slangen in Helmond deden, behalve handelswaar te zijn, is niet duidelijk. Wel dat hun transportverblijf gebrekkig was en hun ontsnapping een koud kunstje. De kunst om ze weer terug te leiden naar gevangenschap bleek een heel wat grotere uitdaging. Met behulp van een politiehond kon de Helmondse hondendresseur Cox vrij snel vier pythons vangen. Mooi, maar twee bleven spoorloos. De vaderlandse pers, die in deze crisisjaren graag wat vrolijk nieuws bracht, greep dit nieuws in komkommertijd gretig aan, wijdde er diverse artikelen aan en publiceerde zelfs een foto van de deels vergeefse pythonjacht.
Geen leeuwenjacht
De twee overgebleven pythons zijn verder spoorloos verdwenen in de Helmondse bush en de geschiedenis. Maar een maand later kwam Helmond weer in opspraak door een wild dier in haar midden. Nou ja, wild, de Helmondse amateur-leeuwentemmer Karel Stevens had sinds een paar maanden een bijzonder huisdier: een jonge leeuwenwelp genaamd Tarzan. Stevens bekwaamde zich praktisch in het dressuurvak en had daarvoor bij dierentuin Blijdorp deze pas geboren berberleeuw gekocht. Voor de aanwinst kon de slagerszoon over een passend onderkomen beschikken, de tuin achter de rundsslagerij van pa die het beest voorzag van runderlappen. Maar dit huisdier huisde dus wel midden in de stad, in de Kerkstraat, het nu nog bestaande winkelpand de Vleeschhouwerij.
Omdat het een wilde diersoort betrof moest Stevens een vergunning van het gemeentebestuur hebben. De plaatselijke Politieverordening werd aangepast en er kwam een regeling voor dit bijzondere geval: Stevens moest een sleutel van de kooi deponeren op het politiebureau (gelukkig vlakbij, op de Wal). Als hij Tarzan wilde voederen, moest een agent mee om het hok te openen en te sluiten. Dit werkte niet echt, temeer daar Karel over een reservesleutel beschikte. Vervolgens keurde de gemeente, door de pythonaffaire meer attent, Stevens zijn constructie af en schreef een kooi met 8 mm dikke spijlen én dubbele deur voor. Bovendien kreeg Stevens een proces-verbaal vanwege het niet opvolgen van de voorschriften. Daarop besloot hij zijn huisdier van de hand te doen. Tarzan werd ‘’gekist’’ en verdween via Van Gend en Loos en de Nederlandsche Spoorwegen naar Leeuwarden waar Circus Strassburger de tenten had opgeslagen. Stevens ging met hem mee. Wat er vervolgens van Tarzan is geworden: ik weet het niet. Wel dat Karel Stevens verder furore zou maken als dompteur om uiteindelijk terug te keren naar zijn geboortestad waar hij betrekkelijk anoniem in 1975 overleed, zoals in een lezenswaardig artikel (pdf) van Jolanda Bakker in het recent verschenen nummer van Helmonds Heem is te lezen.
⇐ Deze gedrukte kaart laat Tarzan als huisdier zien met Stevens en een onbekende vrouw op de achtergrond. Dit in een huiselijke setting, met theeservies en grammofoon. Mogelijk dat we met behulp van de lezers van de weblog de identiteit van de gezelschapsdame (In ieder geval niet Stevens zijn latere echtgenote, hun kennismaking dateert van later) nog kunnen achterhalen. Let op de Franse tekst, Stevens was als dompteur internationaal actief, de kaart werd vermoedelijk bij zijn optredens verkocht. Of Rue de l’eglise wel zo’n goede Franse vertaling van Kerkstraat is, betwijfel ik.
Stadshistoricus Giel van Hooff
3 reacties:
Weer een mooi verhaaltje. Tegenwoordig hebben we ook heel veel ratten in Helmond. vooral gesignaleerd in de buurt van het gemeentehuis. Ik bedoel dus in het kanaal.
Mooi stuk inderdaad.
Zo leuk om te lezen. Dit was een neef van mijn oma. Toen ik een jaar of acht was kwam haar zus bij ons op bezoek, die vertelde verhalen over haar neef de leeuwentemmer. Hij is in Wassenaarse Dierentuin, waar hij toen werkte, in 1942 nog te grijpen genomen door een kraagbeer.