De herinnering aan ’n goei mister
Ze waren, ze zijn en blijven bestaan: die bijzondere leerkrachten die je de rest van je leven bijblijven en soms zelfs nog na de schooltijd bijstaan. Ik zelf had zoiets met wijlen mijnheer (zo spraken we hem aan) Steerneman, aan wiens lippen we hingen tijdens de verteluren. Hij was, meen ik, ook leider bij de knutselclub (of heette dat de hobbyclub?) die buiten de lesuren werd gehouden.
Met een klasgenoot meende ik als derdeklasser onze mister te eren door een verrassingsbezoek ter gelegenheid van zijn verjaardag, die in de zomervakantie viel. Was wel een ding, want hij woonde in Venray. Afijn, ik zal u het reisverslag besparen. Steerneman was één van mijn leerkrachten op de jongensschool van onze parochie, de Antoniusschool in de 1e Haagstraat in ’t Haagje.
Deze heeft meer illustere onderwijzers voortgebracht. Zoals het eerste hoofd, Piet Leenhouwers, de vader van een ‘geboren’ onderwijzeres als Mies Leenhouwers. Ik heb hem zelf niet meer meegemaakt maar had wel wat verhalen gehoord en vond een fraaie bevestiging van zijn naam & faam in het ingezonden stuk geplaatst in de plaatselijke krant De Zuidwillemsvaart van 3 juni 1933. Dat laat ik hieronder vanwege de inhoud en toonzetting zowat geheel volgen:
Het zilveren jubileum van den heer P. A. Leenhouwers.
.
Als er iemand is, die de menschen uit „De Haag” en wat daarbij hoort, werkelijk kent, dan is het ongetwijfeld de heer Leenhouwers. Hij weet, dat wij niet houden van groote woorden, en holle phrasen. Datgene wat we zeggen, welt op uit de diepte van ons hart. Als de dag van gisteren herinneren we ons de eerste kennismaking met onzen onderwijzer, met zijn krijgshaftigen snor en zijn vonken-schietende oogen. Gezamelijk verhuisden we van de school der Eerw. Zusters aan den Krommen Steenweg naar het nieuwe schoolgebouw in de 1e Haagstraat. Elk jaar een klas hooger. Vanzelfsprekend ontstond door dat jaren voortdurende nauwe contact een vertrouwde sfeer, waarin het niet moeilijk was ons gansche vertrouwen te geven aan hem, die over ons gesteld was. Vooral de oudsten kunnen zich thans het beste rekenschap geven van de groote plaats die onze onderwijzer in onze harten ingenomen had..
Met trots mogen we constateren, dat het van hem ontvangen onderwijs van een hoog gehalte was. Wanneer we zijn lagere school doorlopen hadden, wisten we, dat we, voor onzen leeftijd althans, beslagen ten ijs kwamen. Zijn practische kijk op de zaken, was voor ons van onschatbare waarde. Door het vereenigen van theorie en practijk zorgde hij voor een stevig fundament, zoodat we wanneer de school vérlaten was, ons niet hulpeloos voelden op ’n leeftijd, die vooral voor ons, zoons van arbeiders, zoo moeilijk en gevaarlijk is door de plotselinge milieuverandering. Dàn waren we, door onze vooropleiding, instaat, in oogenblikken van tegenspoed toch nog de zon achter de wolken te zien.
.
Zooals reeds eerder aangestipt, was de heer Leenhouwers niet alleen onderwijzer, maar meer nog opvoeder, in den volsten en schoonsten zin. Katholiek-van-de-daad als hij was, zorgde hij niet alleen voor onze verstandelijke doch ook voor onze geestelijke belangen. En dat niet alleen gedurende de schooljaren maar ook na dien tijd, als we reeds stonden in het volle, bruischende leven.
.
Een vriend was hij; een oudere broer, die ons altijd terwille was, en ons met raad en daad bijstond. Hoevelen zijn er niet, die van hem pro deo lessen ontvingen en een speciale vorming om met succes deel te nemen aan een of andere voorbereidend examen, of om bij sollicitatie meer kansen van slagen te hebben? Hij was een leider bij uitstek. We herinneren ons, hoe hij thans c.a. 17 a 18 jaar geleden de gemoedelijke regisseur was in het Sobriëtasgebouw. Onder zijn deskundige leiding werd op het tooneel serieus gerepeteerd, terwijl zijn echtgenote met de vrouwen en verloofden der spelers in de kleedkamer met een handwerkje den avond genoegelijk doorbracht. Bij de oprichting van het patronaat in de parochie van O. L. Vrouw was het derhalve bijna vanzelfsprekend dat de heer Leenhouwers zitting nam in de patronaatscommissie wat tot op heden nog het geval is. Het merendeel der patronaatsleden bestond toen uit oud-leerlingen, die, zoodra ze vernomen hadden, dat hun oude hoofd-onderwijzer ook „in de zaak zat” er op uit stapten om hem als regisseur der tooneelclub te benoemen. Men kende hem, en wist dat het lid-zijn der patronaatscommissie zoomaar geen formaliteit voor hem beteekende. Daadwerkelijk werd hij alzoo, jeugdleider. En tot nu toe, is hij steeds, de joviale „meester”, die ons doen en laten met belangstelling gadeslaat. Wij, als oud-leerlingen, meenden goed te doen op dezen vóór hem zoo gedenkwaardigen dag, ook op deze wijze, openlijk te getuigen van onze diepe erkentelijkheid.
.
En ook uw echtgenoote, die u al die jaren trouw en sterk terzijde stond, onze innige hoogachting. Met genoegen herinneren we ons den tijd dat zij tijdens uw ziekte les gaf. We denken aan de gezellige uren, die we bij haar in de klas mochten doorbrengen (We zien nog voor ons de helden uit haar levendig vertelde verhalen en sprookjes: „Smidje smeê van Baokel”, enz.)
.
Mijnheer en Mevrouw, op dezen dag bidden we God, dat Hij u en uw gezin in geluk en voorspoed moge laten leven. De beste dank, welke wij u geven kunnen bestaat zonder twijfel hierin, dat we de principen waarvan door u de kiem gelegd werd, als katholieke-mannen-van-de-daad in practische toepassing brengen; hetgeen wij van onzen kant gaarne toezeggen.
.
Jubilaris, ad multos annos! ANTON VAN DE DONK Oud-Leerling.
Tin als dank
De dankbare oud-leerlingen lieten het niet alleen bij woorden maar hadden ook geld bijeengebracht voor een concrete stoffelijke blijk van waardering: een toepasselijk cadeau voor een ‘mister’: een inktkoker. Aangeschaft bij de plaatselijke tingieterij De Kluis (gevestigd waar nu Warande park restaurant zit), waarmee dus ook de lokale economie werd gesteund. De bovenrand van het onderstel was gegraveerd met de tekst Ter herinnering aan uwe oud leerlingen, met vermelding van plaats en de dienstjaren.
Dit kleinood is blijkbaar gekoesterd binnen de familie, het bevond zich bijna 90 jaar na dato in de nalatenschap van de eerder genoemde dochter Mies. Maar bij gebrek aan geïnteresseerde nazaten is het weer beschikbaar voor het publieke domein. Alleen: welke publieke instelling in Helmond wil het niet alleen hebben, maar ook goed bewaren en er op termijn ooit nader aandacht aan besteden? Het museum Helmond heeft wel een collectie Stadshistorie maar staat, naar mijn ervaring, niet echt open voor dergelijke schenkingen zonder grote kunst- of cultuurhistorische waarde. Toch wa sund, meen ik. Ik houd mij aanbevolen voor goede suggesties!
Oud-stadshistoricus Giel van Hooff
De bovenstaande foto van een groep leerlingen (een klas van 50?) van de St. Antoniusschool werd gemaakt op het eind van het schooljaar 1921-’22. Rechts Leenhouwers met nog een bescheiden snor, links zijn collega Van der Heijden. Veel matrozenpakjes, grote kragen en strikken. De namen zijn niet overgeleverd, zou de schrijver van het latere lofstuk, Anton van de Donk (over wie we verder niets konden vinden), hier ook bij zijn? (Collectie RHCe)
3 reacties:
Wederom zeer informatief. Bedankt Giel
Ik ben geen Helmondenaar, maar als tin-veramelaar heb ik wel interesse voor dit inktpotje.
Even een actualisatie: de inktkoker is met een tinnen bord van dezelfde Helmondse tingieterij De Kluis aan ons museum geschonken die het nog moet verwerken, in ieder geval nu nog niet zichtbaar in het digitale collectiebestand. Daarnaast heb ik met enige moeite (men zoekt tevergeefs op de gemeentesite naar de Straatnamencommissie) bij de gemeente een voordracht gedaan om een straat te vernoemen naar Mister Leenhouwers. Ik had een uitnodiging tot mondelinge toelichting verwacht, maar het is binnenskamers afgehandeld. 22 december kreeg ik een mail met daarbij een brief waarin de aanvraag is afgewezen. Zijn persoon voldoet niet aan een belangrijk criterium (die mij onbekend waren & zijn): Impact op stedelijk niveau. Leenhouwers was natuurlijk vooral/uitsluitend actief in ’t Haagje: wat let de gemeente een straat daar naar hem te vernoemen?