7reacties

Helmondse Helden: Jan F. van Vlissingen

logo of embleem van Helmondse HeldenNiemand heeft een saaiere biografie gekregen dan de grootste directeur uit de Vlisco-geschiedenis, Jan Fentener van Vlissingen (1893 – 1978). De schrijver ervan, Sjef Verschueren, heeft ook werkelijk alles gedaan om dat te bewerkstelligen. Zo verzuimt hij te melden dat Jan is gescheiden van de Helmondse bankiersdochter Pauline Lotichius vooraleer hij trouwde met Hedwig Schröder uit Nederlands-Indië. Ook Jans in Helmond unieke vrijmetselaarschap blijft ongenoemd.
Dit is des te vreemder, omdat beide feiten wellicht met elkaar te maken hadden. De Fentener van Vlissingens waren namelijk extra ‘fijn’. De familie had als enige onder de protestantse fabrikanten in 1887 de overstap naar de Gereformeerde kerk gemaakt en bezat een verregaande neiging tot wereldverwerping. Een klassiek staaltje, over meer dan één familielid verteld, was een taart op een zichtbare plek neerzetten en die te laten verschimmelen in plaats van op te eten. En dan liep Jan ongeremd zijn eigen neus achterna en scheidde hij in een milieu waar huwelijken nog vaak strategische allianties vormden. Uit zelfverdediging zal hij een andere levensoriëntatie hebben gezocht.

Jan Fentener van Vlissingen, HelmondAls jongen al was Jan anders dan anderen. Hij tekende en schilderde veel. Daarnaast uitte hij zich sportief: een grote, rossige rechtsback bij HVV. Opgeleid op de Hogere Textielschool trad hij in dienst bij het familiebedrijf, waar hij eerst de techniek van het drukken leerde en zich vervolgens stortte op batikdessins. Honderden nieuwe dessins liet hij vervaardigen, met perfectie als enige norm. Vanwege zijn toewijding werd hij nog voor zijn dertigste in de directie opgenomen. Eind jaren twintig begon onder hem de export naar West-Afrika, een commerciële maar vooral ook artistieke voltreffer, waarbij Jans dessinliefde doorslaggevend is geweest. Helmond werd dankzij hem het ‘Parijs van Afrika’.
Binnen het bedrijf zou Jan voor iedereen makkelijk aanspreekbaar blijven. Hij kwam meestal op een fiets aanzetten, zonder hoed en overjas; ook ’s winters. Het verhaal wil dat hij zich zo vertoonde, omdat de gewone man zich geen overjas kon permitteren, een beetje onwaarschijnlijk want de Vlisco liet zich juist voorstaan op haar progressieve sociaal beleid. Een verwijzing naar zijn gereformeerde achtergrond ligt hier meer voor de hand.
Hoe informeel hij ook mocht lijken, tegenover de rest van de stad bleef Jan juist gereserveerd. Hij zat jarenlang in de gemeenteraad zonder ooit de trom te roeren. Vanuit de bevolking werden er echter regelmatig pogingen gedaan om hem bij allerlei zaken te betrekken. Het Helmonds Muziek Corps wist hem te verleiden tot het beschermheerschap, maar verkreeg op die manier niet de uniformen waarop was gehoopt. De carnavalsvereniging De Keiebijters benoemde hem tot de eerste Ere-kei. Grote Jan liet zich dit minzaam welgevallen maar werd kennelijk niet geroerd. Een barre uiting van onverschilligheid jegens zijn stad was het optrekken in 1953 van een kolossaal fabriekspand in de kasteeltuin, dat het fraaie middeleeuwse kasteel overvleugelde.
Intussen was Jan de enige echte groot-industrieel ter plaatse. Begin jaren zestig, toen hij uit de dagelijkse leiding stapte, telde de Vlisco bijna vierduizend werknemers. Daarmee was zij van een omvang als het beroemde Van Heek in Enschede. De vergelijking met dat bedrijf is treffend, want Van Heek stond altijd vooraan als het ging om financiering van publieke voorzieningen en heeft Enschede een museum, drie parken, een woonwijk en diverse sportclubs nagelaten. Jans bedrijf daarentegen komt op het vlak van demonstratieve liefdadigheid niet verder dan een beeld van Maillol.
Wat heeft Jan ervan weerhouden de noblesse oblige van een groot-industrieel te aanvaarden? De vrijmetselarij, schuwheid over zijn scheiding? Ik vermoed dat een interconfessioneel misverstand heeft gespeeld, waarop ikzelf ook regelmatig ben gestuit. Voor katholieken is hoffelijkheid min of meer een vereiste, maar protestanten zien daar algauw een uiting van tevredenheid in en denken dan dat zij niets meer hoeven. Met religie an sich heeft het in elk geval weinig te maken, want de genoemde Van Heeks waren eveneens van protestantse snit.
Het is niettemin ook mogelijk dat Jan, verwoed bergbeklimmer, in wezen een eenzelvig kunstenaar was, en in dat opzicht mag hij  uitzonderlijk geslaagd worden genoemd.

Jef de Jager