1reactie

Vrijspraak van poging verkrachting in 1999

Een 48-jarige man uit Helmond is door de rechtbank Oost-Brabant vrijgesproken van een poging tot verkrachting in 1999. Er is onvoldoende bewijs dat de man de dader was.
Een vrouw werd in Helmond in september 1999 belaagd door een man toen zij de trap naar haar flat opliep. De man greep haar bij de keel, duwde haar op de trap en ging vervolgens op haar liggen. Hij kuste het slachtoffer in haar nek, betastte haar en probeerde haar spijkerbroek open te maken. Toen dit niet lukte, ging de man bovenop het slachtoffer op en neer en maakte hij zich uiteindelijk uit de voeten.
De politie trof tijdens het sporenonderzoek een spermaspoor aan op de trap. Dit leverde onlangs een match op met het DNA van de 48-jarige man. De man ontkent de poging tot verkrachting.
De rechtbank stelt voorop dat de aanwezigheid van een spermaspoor van de verdachte op de plaats delict niet automatisch betekent dat verdachte de dader is geweest van de tenlastegelegde poging tot verkrachting. DNA-profielen bewijzen niet meer dan dat het profiel van de verdachte overeenkomt met een DNA-profiel van een spoor dat afkomstig is van de plaats delict. Het DNA-bewijs kan door de rechtbank slechts worden gewaardeerd in het licht van andere bewijzen en bewijst alleen iets als er geen redelijke andere verklaring is dan het daderschap van de verdachte.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het door het slachtoffer en getuigen opgegeven signalement van de dader niet overeenkomt met de uiterlijke kenmerken van de verdachte. Ook heeft hij enkele opvallende kenmerken waarover het slachtoffer (die de dader van zeer dichtbij heeft gezien) niet verklaart. Op basis van deze verklaringen kan de man dan ook niet als dader aan het delict worden gelinkt.
Er zijn behalve het spermaspoor ook geen andere bewijzen die een aanwijzing kunnen vormen dat de verdachte de dader is.
Voor wat betreft van het spermaspoor heeft verdachte verklaard dat hij regelmatig seksuele contacten had met mannen in de directe omgeving van het appartement van het slachtoffer en ook op de bewuste trap. Hoewel het niet voor de hand ligt om vóór de voordeur van de woning van iemand anders seks te hebben, kan dit ook niet worden uitgesloten. De rechtbank stelt daarbij vast dat het slachtoffer niet heeft gezien dat de dader tijdens het delict zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald. Daarnaast is niet onderzocht of er op andere plaatsen en voorwerpen (bijvoorbeeld op de kleding van de vrouw) identieke spermasporen zijn aangetroffen en ook is niet onderzocht hoe lang een druppel sperma op de trap blijft liggen voordat hij opdroogt of in het beton van de trap trekt. Het alternatieve scenario van de verdachte kan daarom niet zonder meer als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde geschoven worden.
De conclusie is dat de verdachte niet past in het door het slachtoffer en de getuigen opgegeven signalement en dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet is uit te sluiten. Dit brengt met zich dat de rechtbank niet onomstotelijk kan vaststellen dat de verdachte de dader is geweest van de poging tot verkrachting. Hij wordt dan ook vrijgesproken.

De volledige uitspraak van de rechtbank.