25reacties

Helmondse Helden: Jan Clynk

Eindhoven had Peter en zijn Rockets om andere tijden aan te kondigen, Helmond had motorcoureur Jan Clynk (1930 – 1986).
Zijn naam alleen al! Hoe kreeg hij het voor elkaar die met een c en een i-grec te spellen, terwijl je slechts ‘klink’ hoorde. Nog zo vreemd was dat hij vlakbij de Steenweg in de Zestien Woningen woonde, een eiland van krotten in een zee van villa’s. En toch was hij het die van zich deed spreken. Gelovigen in de Mariakerk konden tijdens de zondagse mis af en toe het brullend getest van zijn Norton of BSA horen. Iedere jongen in de banken veerde dan centimeters op.
Wat was het precies met motocross? Als wielrennen voor de boetedoening na de biecht stond dan was motocross de vergiffenis. Het feit dat hiervoor bossen werden misbruikt, gaf de sport weer iets illegaals, alsof de vergiffenis om vergiffenis moest vragen. En dan vertegenwoordigden de motoren zelf een luxe die tegelijk haar eigen ontkenning was – de luxe van het boerenland, niet steriel blinkend maar met modder bespat.
In Helmond was Jan al vermaard voordat hij racete. Als leerling aan de Ambachtschool pikte hij regelmatig de motor van zijn vader, een aannemer met weinig succes. Scherp in de gaten gehouden door de politie, die hem tientallen keren bekeurde, leerde hij in de binnenstad jakkeren en sjezen. Op een dag stak in de Willem Prinzenstraat plotseling een kind over. Jan aarzelde geen tel. Hij legde zijn motor dwars op het wegdek, gleed door, en kwam enkele centimeters voor het kind tot stilstand. Een legende was geboren.

Ook op de baan maakte hij snel indruk. Na zijn eerste koers vroeg hij aan een deskundige: ‘Hoe moet dat met die bochten?’ Het gekscherende antwoord luidde: ‘Nou, de anderen sluiten in de bocht het gas af, maar jij draait de kraan open.’ Door dit grapje ontdekte Jan de werking van middelpuntvliedende kracht. De kraan opengooien werd trouwens zijn specialiteit, want zijn starts waren een soort lancering. Als niet minder dan het Atoomkanon uit Helmond raakte hij landelijk bekend.
In 1956 wist Jan in Schijndel als eerste Nederlander een Grand Prix in de Koningsklasse (500 cc) op zijn naam te schrijven. Onbesuisd, onbekookt, roekeloos, sensationeel, zo karakteriseerde men zijn rijstijl, maar buiten de races toonde hij zich schuchter. De motorduivel ontwaakte alleen op mul zand.
Lang voor de eerste voetballers was Jan een profsporter, ook qua inzet. Eens reed hij een koers uit met zijn gaskabel in de hand. In Sint Anthonis brak hij een been, maar vijf weken later hipte hij alweer samen met zijn collega’s door de lucht. In Frankrijk kneusde hij bij een salto een ruggenwervel, wat pas na maanden werd ontdekt. Hij kreeg een gipskorset om en er werd voor zijn carrière gevreesd. Tegen doktersadvies in liet Jan het gips eraf slaan, hij scheurde verder.
Toch ging Jan vrij vroeg voor de sport verloren. Hij prefereerde koersen in het buitenland omdat daar beter werd betaald en hij rustiger zijn rondjes kon draaien, zo liet hij weten. In Nederland verwachtte het publiek altijd spektakel van hem en kreeg hij moeite met zijn concentratie, vanwege de opdringerige achterban. De strijd om de nationale titel negeerde hij al jaren, maar toen hij in eigen land zelfs nog geen vijf keer aan de meet was verschenen, raakte hij zijn internationale licentie kwijt.
In Helmond werd deze uitkomst toch wel als een flop ervaren. Waarom liet hij zich zo opjutten door het publiek als hij dat niet wilde en ging hij voor het grote geld dat niet kwam? Het was alsof zijn stadgenoten hun beroerde zelf in hem terugzagen.
Gelukkig voor Jan woonde hij toen al veilig in het Limburgse Eijsden, waar hij het café van zijn schoonouders beheerde. Uit zicht en vroeg aan een hartaanval gestorven, bleef hij niettemin veel jongeren inspireren, ook buiten de stad. De Achterhoekse zanger Bennie Jolink van Oerend hard ontkende ooit dat hij van iemand fan was geweest, behalve, gaf hij grif toe, van Jan Clynk, het Atoomkanon uit Helmond.

Jef de Jager

In de reacties hieronder staan updates van de weblog.