9reacties

Jef de Jager tegen Wim Daniëls

Helmonders zijn het leukst als je hen elders treft. Opgeruimd, bescheiden, gul, oergeestig soms – je bent onmiddellijk hun bondgenoot in een boze omgeving.

In Helmond heb ik doorgaans ook prettige ontmoetingen, maar het toeval wil dat ik tegenwoordig weleens stuit op een soort DDR-figuren: allureloze, verlegen mensen met ettelijke ongerichte verwijten. Bij hen is Helmond niet de vrolijke, chaotische fabrieksstad die ik me uit mijn jeugd herinner, maar een stugge arbeidersstad. Of arbeiders? Arbeiderskinderen dan toch, want echte arbeiders zijn allang uitgestorven.

Kennelijk borrelt er onder hen nog kwaadheid over vroeger. Vreemd is dat zeker. Als je Helmond vergelijkt met andere fabriekssteden dan waren de onderlinge verhoudingen hier tamelijk harmonieus. Een bewijs voor deze stelling is makkelijk te leveren. In Twente braken voor de oorlog om de haverklap algemene stakingen uit; in Helmond niet één. Ik denk ook te weten wie dit klimaat heeft bewerkstelligd. Fabrikant Willem Prinzen – ik heb vorig jaar een boek over hem gepubliceerd – zorgde er in zijn eentje voor dat lokale conflicten zelden escaleerden en lenigde als mecenas veel individuele nood.

Omgekeerd beschikten arbeiders trouwens over een effectief wapen om nare toestanden te vermijden: de Helmondse ziekte. Deze website bulkt van de moppen over Helmondse arbeiders die hun baas wegens ‘ping in de rug’ herhaaldelijk moesten teleurstellen. Geloof me: over geen enkele andere plaats zijn er zoveel van dergelijke moppen voor handen.

Harmonie en humor, een sterke combinatie in het verleden. Maar laatst was ik op een symposium in de Cacaofabriek en ontdekte ik de vermoedelijke inspirator van het DDR-gevoel. Voormalig stadsdichter Wim Daniëls was er een van de sprekers. Elders wonend kende ik hem slechts van de radio en de televisie als iemand met ouderwets linkse praatjes; een tikkeltje gênant, maar vooruit: Hellimonds, dus ik verdedigde hem tegenover huisgenoten. Ten onrechte, naar nu bleek.

Hoewel het symposium een ander doel diende, greep Daniëls zijn kans om de Nedschroef en de Van Thiels te beschuldigen van uitbuiting en vergiftiging van zijn vader. Zijn vader, voor wie dat niet weet, werkte bij hen in de zinkerij en werd daar blootgesteld aan kwalijke dampen die zijn gezondheid ondermijnden. Dit geschiedde bewust, volgens zoon Wim, want als remedie ertegen kreeg hij dagelijks twee liter melk te drinken. Niettemin haalde vaderlief zijn pensioen, en wat er toen gebeurde was helemaal schrijnend: hij ontving als afscheidcadeau slechts een fiets. Vervolgens bereikte vader de respectabele leeftijd van 83 jaar, maar zoon Wim denkt nu na over een proces tegen de Van Thiels, want veel familieleden van hem lijden aan kanker en dat moet met de vergiftiging van zijn vader te maken hebben.

Het was werkelijk verbijsterend. Hoe kon iemand zijn eigen vader als zo’n lulletje rozenwater opvoeren; zelf had ik nog liever mijn tong afgebeten. Ik vond het ook moeilijk te geloven dat Daniëls zich echt over de werksituatie van wijlen zijn vader opwindt. Waarschijnlijker is dat hij wil meeliften op een tweedegraads slachtofferschap dat tegenwoordig veel mensen opzoeken. Het kan ook zijn dat hij zich schuldig voelt tegenover zijn pa vanwege zijn eigen luxe leventje. Want dat geldt voor de meesten van ons: dankzij de inzet en uitgestelde consumptie van onze ouders, hebben wij het veel beter dan zij.

Dit staat allemaal los van de vraag of de visie van Daniëls klopt. Laat ik daarover kort zijn: he doesn’t know his ass from a hole in the ground. De Van Thiels waren stoere werkgevers die gewoon tussen de machines liepen en door iedereen aangesproken konden worden. Een ex-werknemer vertelde mij dat zij het zelfs konden waarderen als iemand een grote mond tegen hen opzette. Regelrechte werkweigering hoorde daar volgens hem ook bij. Met andere woorden, als Daniëls’ vader had gezegd: ‘Ik verrek het om in de zinkerij te staan’, dan was dat onbestraft gebleven. Echter, lang niet iedereen was toen bevreesd voor kwalijke dampen.

Ik ben na de toespraak van Daniëls meteen vertrokken en prees mezelf gelukkig dat ik ook andere Helmonders kan ontmoeten, desnoods buiten de stad.

Jef de Jager