2reacties

Grommetje: Helmonder zijn

Het is een zonovergoten donderdag als ik mij laat vallen op een van de bankjes op het Palladium voor O.B.S. Brandevoort, waar kindervakantieweek Brandevoort haar jaarlijkse midzomeravondfeest viert. Het is er gezellig en het plein is een zee van kleurrijke zomerkleuren, gedomineerd door de kanariegele shirts van KVW Brandevoort. Ruim 1.000 kinderen storten zich dit jaar op het festijn, dat met recht één van de mooiste is van onze regio.

Naast mij schuift een goede bekende aan en even later zijn we verwikkeld in een prettig gesprek. We praten over de wijk en over de prachtige zomerdag, hopelijk een opmaat naar meer. We praten over de stad en al haar beslommeringen…. En, we praten plots over de weblog.

“Ik heb nog een stuk van je gelezen”, probeert ze. Ik ontwijk de vraag en ontwijk haar blik, doe alsof ik haar niet gehoord heb. Ze blijft volharden….
“Over de Cacaofabriek?”, vraag ik haar nonchalant. Ze lacht bevestigend.
Of ik mij realiseer dat het artikel behoorlijk wat ophef veroorzaakte?
Ik knik en leg uit dat ik het verhaal vooral schreef omdat ik het niet te laat ter tafel wilde brengen. Ik wilde signaleren en wakker schudden. Neen, ik was er niet op uit om te schoffelen, maar moest met lede ogen aanzien dat een mooi project ten prooi dreigde te vallen aan dezelfde fouten als waaraan die illustere voorganger ten onder ging. Natuurlijk ben ik me bewust van alle goeie bedoelingen, ben ik me bewust van de tomeloze inzet van de vrijwilligers, dat is niet het punt: Ik mis de aankondigingen, mis de programma’s her en der.
“Rob Lamothe speelde er onlangs”, laat ik haar weten, “en ik moest het vernemen, de dag na het optreden…”. Het is een duidelijk voorbeeld, al zei de naam van deze onvolprezen klasbak haar niets. “Jammer” voeg ik eraan toe, “dat ik het niet wist”.

Ze snapt waarheen ik wil maar dient me flink van repliek, alle registers gaan open. Ik sta er voor open en geniet ondertussen van mijn biertje.
“Waarom is dat toch, dat mensen eerder klagen dan dat ze complimenteus zijn?”
Ze geeft aan dat dit haar altijd weer verbaasd. “Ik heet niet voor niets Grommetje…”, werp ik voorzichtig tegen. Ze doelt niet alleen op mij, “ben je gek?!” De discussie die volgt raast als een wervelstorm aan me voorbij en ze geeft blijk van haar enorme kennis op gebied van het rijke verleden, het heden, en de ontluikende toekomst van onze stad. Ze is een kenner, en niet zomaar een!
Er ontbrandt een discussie over de roofbouw die onze gemeente decennia lang op haar erfgoed pleegde, hoe geschiedenis moest wijken voor wanstaltig design, hoe tijdloze gebouwen tegen de vlakte moesten omwille van de verstedelijking. Om nog maar te zwijgen van die slagaderlijke bloeding die ons stadscentrum doormidden klieft. Neen, Helmond heeft lange tijd uitgeblonken in het verwoesten van haar roemruchte geschiedenis; “Het is een godswonder dat ons kasteel er nog staat, nondedju!” gooi ik er ontgoocheld achteraan. Ze schiet in de lach. Ik geef grommend toe dat ik ook best weleens wat milder mag zijn.

Ook ik zie de verbetering en vooruitgang. Ik ervaar hoe het stadscentrum weer opkrabbelt, hoe het Havenplein vaak pruttelend bruist in het zonnetje, en hoe Begemann gelukkig ooit plat ging ten faveure van het Boscotondo complex.
“Ik heb een stuk klaarliggen over de restauratie van de kraanbaan van Slits”.
Al is het een vreemd voorbeeld, het wordt met een instemmende knik onthaald; “er is toch genoeg moois in Helmond”, vervolgt ze.
Ze roemt de humor en de unieke persoonlijkheid van d’n Helmonder. Ze raakt niet uitgepraat over het kiezelharde karakter en de alles verzengende confrontaties die ze meer dan eens mocht aanschouwen. “Het is een uniek volk, one of a kind!”, val ik haar bij. “Wat is volgens jou dan een echte Helmonder?”, vraagt ze met opgetrokken wenkbrauwen.

Even denk ik na, val ik zelfs stil…. “D’n Helmonder is iemand die zijn stad tot op de grond mag af fikken, maar niet tolereert dat een buitenstaander dat doet.”
Daarmee sla ik de spijker volgens haar op de kop.
Even later nemen we afscheid maar beloof ik plechtig dat ik mijn stukjes ter beoordeling eerst aan haar zal voorleggen. Mijn vingers heb ik gekruist achter mijn rug. Ze mag dan een vriendin zijn, ze werkt wél in het hol van de leeuw.

Edwin van Hoof