80reacties

Grommetje over de Cacaofabriek

Met trots presenteren wij onze nieuwe columnist: Edwin van Hoof aka Grommetje. Vandaag zijn eerste op de weblog: 

Veel Tamtam en nog meer bombarie.
Het waren de basis ingrediënten voor de opstart van een nieuw cultureel centrum binnen de Helmondse stadsgrenzen. Een kunst -en cultuurcentrum dat een volk zal gaan bedienen dat veelal wars is van poeha en kunstzinnige uitspattingen. Een volk dat een eigen mening heeft en zich niet laat betuttelen.
Een volk dat vol verbazing toekeek hoe hun geliefde theater in vlammen opging, zich vervolgens op de knieën liet vallen toen hun Speelhuis een Godshuis werd.

De Cacaofabriek zal als kunstencentrum het Helmondse publiek gaan verbazen, zoals ooit ook Plato dat zou gaan doen. Plato, dat in 1995 de Helmondse muziekscene moest vlottrekken, illustere voorgangers als Werkwinkel en Roadhouse moest doen vergeten. Het poppodium in de Molenstraat, dat nu staat te verpieteren aan de zijlijn,, dat ooit met evenveel bombarie werd geopend.

Plato, de Griekse aartsvader van het filosofisch idealisme, die evenals het podium met dezelfde naam nimmer een eigen identiteit toonde. Een identiteit die noodzakelijk is in een regio vol aansprekende podia zoals 013, Effenaar en Dynamo. Het zijn klinkende namen met een jarenlange traditie en voortrekkersrol in de muziekscene. Traditie welke in onze stad zeker voorhanden is maar nimmer werd uitgebuit.
De teloorgang was definitief toen de naam van de filosoof plaatsmaakte voor de dienaar, werd omgetoverd tot een Lakei…. Het podium moest gaan voorzien in een behoefte, zou het publiek op haar wenken gaan bedienen.
Alle goeie bedoelingen ten spijt, staat het gebouw nu onder een grauwgrijze hemel te wachten op een nieuwe bestemming, wellicht zelfs de sloophamer. Nog geen 20 jaren oud, de funderingen nog niet getest, moet het 1,4 miljoen gulden kostende poppodium nu plaatsmaken voor het prestigeproject op de Kanaaldijk.

Cacaofabriek werd geopend en de loftrompet werd gestoken. Helmond gaat zich manifesteren als stad wol kunst. Een bruisende stad met een bruisend cultuurcentrum. Het openingsweekend was spectaculair, al wist ik niet dat het plaatshad. Twitter verklapte vanuit Eindhoven wat er op het programma stond op zaterdag, terwijl ik al in de tuin lag te genieten van mijn zondagsrust.
Het eerste evenement dat ik zelf wilde bezoeken was even onvindbaar als het openingsweekend. Nergens zien we posters of affiches die ons attenderen op de komst van onze muzikale helden. Nergens… taal noch teken.
Het is precies datgene wat Plato de nek zou kosten en de Lakei zijn dienstwaardige karakter zou ontnemen. Mooie namen die hun weg vinden naar het podium, mensen die zich niet bewust zijn welks een uitmuntende muzikale keur zich in hun stad aandient. Zoals Plato en Lakei vol hingen met blinkende posters en affiches van podia in belendende Brabantse steden, zo zou er nooit een poster zijn vastgepunaised in de muren van onze stad. Zelfs het Muziekcafé streeft hierin onze sunsidietempel voorbij, zonder dat dit veel zweet zal kosten.

Hoe valt anders te verklaren dat een vermaard gitarist als Richie Kotzen (Mr. Big, Poison, The Winery Dogs) in Lakei zijn 35 toehoorders de adem doet stommen, daar waar hij 4 jaar eerder in een uitverkochte Effenaar de zaal deed sidderen.
Menig artiest zal zich verbaasd hebben over de opkomst, de grilligheid en de immer goede sfeer. Want met 800 of 35 man; de Helmonder immers altijd een feestje bouwen.
Toch is het schrijnend te moeten toezien, hoe een jong en comatueus poppodium na veel financiële injecties alsnog moet wijken voor een pompeus een veel groter podium, terwijl een succesvol en aansprekend festival als Artimond hun subsidiekraan zag dichtgedraaid. De 25.000 euro die dit festival jaarlijks kostte, als uithangbord voor de stad, valt schromelijk in het niet bij de kosten van onze veel te zoete chocoladebereider.

En mocht het zuur van de directie nu in mijn richting spuwen, zoals dat ook het geval was via een bondige tweet, dan zal ik pareren met de woorden van Plato: “Het begin is het belangrijkste deel van het werk…”

Edwin van Hoof