De laatste pijp
Rokende fabrieksschoorstenen als een teken van welvaart en gezonde activiteit? Het is al lang geleden dat dergelijke rookpluimen als uiterlijk teken van bedrijvigheid werden gewaardeerd. Want al gauw na de introductie van de stoomkracht en de bijbehorende rookontwikkeling, begin 19e eeuw, werden aan de schoorsteen eisen gesteld om de overlast van verbrandingsdeeltjes en de geur- en rookhinder te beperken. Door met name hogere schoorstenen verplicht te stellen, hoopte de overheid de overlast voor de omwonenden terug te dringen.
Toen door de teruggang van de industrie en door veranderende vormen van drijfkracht de schoorsteenpijpen in de naoorlogse periode bij bosjes sneuvelden werd aanvankelijk dan ook weinig wroeging gevoeld. Maar met het verdwijnen van hét symbool van industriële bedrijvigheid nam de waardering later weer toe en werden de overgebleven schoorstenen steeds meer gekoesterd als herinnering aan dit verleden. De afgelopen jaren worden zelfs her en der schoorstenen nieuw gebouwd of heropgericht.
De pijp uit
Zo niet in de oude industriestad Helmond die prat gaat op haar industriële verleden. Daar staat al ruim 15 jaar slechts één enkele schoorsteenpijp overeind, die van De Steenoven, aan de Steenovenweg. Die is bewaard en gespaard, niet door doelbewust bewaarbeleid of diep historisch besef maar door een gelukkig toeval. De herontwikkelaars van de voormalige steenfabriek zagen in de schoorsteen wel een mooie blikvanger om hun restaurant onder de aandacht te brengen. En vervolgens bleek deze blikvanger ook nog uitstekend dienst te doen als steunpunt voor zendmasten. Het had anders kunnen zijn. Zo sprong schrijver dezes met de Monumentenwerkgroep en de Stichting Industrieel Erfgoed in 2003 nog op de bres voor het behoud van de twee schoorstenen bij golfkartonfabriek Van Dam, toen nog aan de noordelijke entree van Helmond, aan de Kanaaldijk. Nee, geen kans, de Groene Loper rolde er overheen, niks geen landmark als herinnering aan de ruim anderhalve eeuw industriële activiteiten hier bij Karelstein. Maar onze stad had al veel eerder een kans om zich met industrieel erfgoed – inclusief schoorsteen – te onderscheiden.
Klimpijp
Toen vanaf de jaren zestig ook in Helmond de industrie terugliep wisten we niet zo goed raad met de vrijkomende fabriekscomplexen. Een van de eerste verlaten textielfabrieken lag midden in de stad, aan de Oude Aa en Watermolenwal, de firma Ramaer. De productie was in 1962 stopgezet, de ruimten en hallen overgenomen door Vlisco die ze gebruikte voor de opslag van het zogeheten ruwdoek. Maar rond 1970 kwam dit complex leeg en beschikbaar. De gemeente, armlastig, aarzelde over aankoop. Ondertussen zagen betrokken burgers wel degelijk kansen voor hergebruik, als ontmoetingscentrum. Samen met een afstuderende bouwkundestudent van de TH Delft maakte een actiegroep een plan om dit industrieel erfgoed te transformeren naar een culturele hotspot met nieuw theater. Maar gemeenteraad en B&W vonden het maar niets, het paste niet bij de ambities voor een nieuw “cityplan”. Wel wilde de gemeente een nieuw theater op het aangrenzende gebied richting Markt op de plaats waar het klooster stond. De raad stelde eind 1971 een kwart miljoen (gulden) beschikbaar voor een ontwerp voor een ontmoetingscentrum dat op het aangrenzende gebied richting Markt moest verrijzen. Na een zware architectenselectie kreeg de spraakmakende architect Piet Blom (afkomstig uit de Jordaan in Amsterdam die in Helmond geestverwanten zag) de opdracht. Blom kwam eind 1972 met een gedurfd plan: een woud van 200 paalwoningen met daaronder een ontmoetingscentrum. Op het Ramaerterrein kon een restant van het betoncomplex uit 1911 dienen als ontmoetingscentrum, waarbij verder ook de fabrieksschoorsteen behouden werd. Deze zou, bijvoorbeeld als uitkijktoren, dienen als ‘ideaal symbool in het levende hart van een oude fabrieksstad’. Blom zijn woningwoud werd vervolgens steeds kleiner, de schoorsteen bleef – na amputatie – nog wel enige jaren fysiek overeind maar dan niet in de verdere plannenmakerij. Blom was zijn tijd vooruit. Helmond had zomaar kunnen beschikken over een Speelhuis mét woningwoud én een opvallend industrieel symbool. Naast een stoomketel van Begemann had op het Geukerspark zomaar een klimpijp van Ramaer kunnen staan. Op de definitieve sloop van de schoorsteen van Ramaer in 1977 volgde die van aardig wat collega’s. De horizont boven Helmond had er anders uit kunnen zien…
Stadshistoricus Giel van Hooff,
met dank aan Lia van Zalinge-Spooren en Wim Raaijmakers
De 50 meter hoge schoorsteen van Ramaer kwam na een zestig jaar, in 1973, akelig alleen te staan. Op twee foto’s zien we hem nog met het bijbehorende bebouwing, met onder meer de betonbouw uit 1911, die een herbestemming tot ontmoetingscentrum qua constructie in ieder geval wel kon verdragen. Op de andere foto is het verband met het ketelhuis goed te zien: hier wordt in stoomketels stoom geproduceerd. De relatief bescheiden fabrieksmuur is op de derde foto, met de overige bebouwing, verdwenen, de schorsteen is al ontdekt als blikvanger door de plakploeg van lijst 5, de CPN. (Collectie Giel van Hooff)
3 reacties:
Mooi stukje historie Giel.
Ik heb hem zien vallen.
Giel – thank you for combining your historical knowledge of Ramaer with a vision of what could have been its integration into the modern landscape.
But at least the name Ramaer still lives on in England.