15reacties

Opening ‘De Hemel van Helmond’

toespraak Jef de Jager De Hemel van HelmondGisteravond kort na 8 uur werd in De Nederlandsche Cacaofabriek de tentoonstelling ‘De Hemel van Helmond’ geopend. Een tentoonstelling van in Helmond geboren kunstenaars die wordt gehouden in het kader van de Erfgoed 10daagse.
Jef de Jager deed de officiële opening. Omdat zijn toespraak bij de aanwezigen erg goed viel, staat dat nu hier als Gefundenes Fressen. Want hoewel het erg druk was, zijn er natuurlijk ook Helmonders die er niet waren en zijn verhaal niet hoorden.

Menigeen zal net als ik gegrinnikt hebben toen bekend werd dat Helmond samen met vier Brabantse steden wil dingen naar de titel Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Toevallig heb ik onlangs in Spanje een voorganger bezocht: Salamanca, – de naam alleen al. Met een van de oudste universiteiten ter wereld stelt Sa-la-man-ca Helmond qua erfgoed behoorlijk in de schaduw, maar ik betwijfel ook of hier een bruisend cultureel klimaat bestaat. Niet zonder symboliek ligt voor u op de vloer uitgespreid De Hemel van Helmond, mijn boek over de beroemde fabrikant Piet de Wit en Helmond.

Ik heb bijna twee jaar aan dat boek gewerkt en uitgever de Walburg Pers meende er een solide longseller mee in handen te hebben. De ervaring met vergelijkbare steden in Nederland leerde dat een eerste druk van 3000 exemplaren makkelijk kon worden weggezet. Welnu, het werden er een paar honderd. De Helmondse boekhandels vonden mijn boek zelfs dermate onbeduidend dat ze het niet eens voor een spotprijs wilden verramsjen; vandaar dat het hier letterlijk gevloerd ligt. U wordt uitgenodigd om straks allemaal een exemplaar mee naar buiten te nemen en met een boog in het kanaal te zwiepen, liefst met z’n allen tegelijk, zodat we de Helmondse aanvraag tot Culturele Hoofdstad van Europa een feestelijk tintje kunnen geven.

Helmond en cultuur: ik wil zeker niet beweren dat die combinatie niet bestaat. Zo tref je hier, naast het kasteel, heel wat interessante bouwwerken aan. Maar iets raars: ik ken een boek waarin bijna alle lokale bouwwerken de revue passeren, behalve de mooiste: bepaalde villa’s op d’n Hirrenbult. Dit zegt iets over het gewenste zelfbeeld. Helmond is volgens mij langer een arbeidersstad dan een fabrieksstad gebleven, met de overdreven aandacht vandien voor amateurkunst en alledaagse uitingen. Het zou winst zijn als de kandidatuur voor culturele hoofdstad hierin verandering brengt.

Ook de Helmondse beeldende kunst heeft beslist niveau bereikt. Martin van de Laar heeft geteld hoeveel serieuze kunstschilders de stad heeft voortgebracht: meer dan honderd. Mij hebben schilders altijd gefascineerd, omdat zij meestal niet op de goedkeuring van de massa zitten te wachten, zonder elitair te zijn. Is het hierom dat zij in arbeidersstad Helmond eveneens gebrek aan waardering ondervinden? Immers, je zou verwachten dat het Gemeentemuseum een rijk overzicht van hun werk biedt; helaas, dat is niet zo.

Toch zou dat voor iedere Helmonder boeiend zijn, al was het maar om te constateren dat zijn stad sporadisch tot onderwerp is verkozen. De Peel was geliefd, evenals het kasteel, maar om het ware Helmond verbeeld te zien moet je bij anderen zijn. De eerste bij wie ik een schok van herkenning kreeg was de Amerikaanse undergroundartiest Robert Crumb. Ja, kerels met stoppelbaarden, petjes over de oren, peukje in de mondhoek, keep on truckin’ te midden van bouwvallige fabrieken en door de lucht zeilend afval – dat was het Helmond van de late jaren zestig, toen ik mijn esthetische vorming kreeg.

Ik moet direct toegeven, er is sindsdien veel veranderd. Robert Crumb is nog slechts in enkele straten actief. Daarentegen kunnen Boscotondo en Dierdonk zo in de klare lijn van Hergé worden vervat; ze zouden niet misstaan in een Kuifje-album. En Anton Pieck lijkt zich persoonlijk ontfermd te hebben over Brandevoort. Iedere kunstenaar weet dat het bijna ondoenlijk is om van iets lelijks iets moois te maken, zodat hier wel degelijk een prestatie is verricht.

Ik stel mij zo voor dat Helmondse kunstenaars daartoe de verbeeldingskracht hebben ingebracht, want zij waren altijd al op zoek naar andere oorden. De vijf schilders die hier zijn verzameld tonen dit aan.

Wijlen Leon Adriaans is een Helmonder om direct in je hart te sluiten. Prettige, dwarse man die zelfstandig de figuratie herontdekte, nadat Cobra en de Nul-beweging die eigenlijk hadden afgeschaft. Vanuit ‘s-Hertogenbosch liet hij zich inspireren door De Peel en het boerenleven, waar menig Helmonder naar terugverlangt. Iets typisch: bij mijn weten is hij de enige Helmonder die nooit op zijn stad heeft gekankerd.

Theo Kuijpers ìs van boerenkomaf en woont in Nuenen. Hij lijkt abstract te werken, maar in wezen loopt hij nog steeds rond in het besloten Brabantse landschap van zijn jeugd. Wel heeft hij ontdekt dat een schilder niet met zijn geboortestreek opgezadeld hoeft te zitten en de wijde wereld in kan trekken. Hij heeft de boerderij van zijn vader gezocht in de Provence, Australië, Marokko, noem maar op.

Hans Kuijs resideert al tijden in Limburg. Inmiddels is hij door India geïnspireerd geraakt en lijkt hij zich zelfs aan zijn nette naam te ontworstelen, getuige de schilderijen die hier hangen. Maar zijn oudere werk roept sterke associaties met Helmond op. Zijn ijle machines zie ik zo in verlaten fabriekshallen staan. Zijn ijle figuren zijn de magere, laten we zeggen: de uitgebuite versie van Robert Crumps figuren.

Willem Sanders leeft in Italië, ver weg van Helmond. Toch signaleerde ik bij hem berkjes die ook in De Peel groeien. Hij is in de goeie zin van het woord een estheet, dus zowel ontvankelijk voor mooie als lelijke dingen. Het feit dat zijn vader bakker was, zal hier niet vreemd aan zijn geweest. Hij zou van het gemeentebestuur opdracht moeten krijgen om de hele stad picturaal te herdefiniëren.

Esther Tielemans uit Amsterdam is de jongste van het stel en behoort tot de benijdenswaardige generatie voor wie afkomst nauwelijks meer een rol speelt. Als je je best doet kun je in haar panelen nog de compartimentele indeling van het Brabantse landschap onderscheiden, maar verder is ze zo internationaal als wat. Het moet prettig zijn om zo in de wereld te staan.

Afwezig met werk helaas is Martin van de Laar, die deze tentoonstelling heeft samengesteld. In Martin herkennen we de al te bescheiden Helmonder, want dat is ook een figuur uit het Helmondse schilderspalet. Intussen is hij winnaar van de Prix de Rome, Neerlands hoogste aanmoedigingsprijs voor kunstenaars.

Wel, aan al deze kunstenaars zijn boeken en solotentoonstellingen gewijd en ze zijn vertegenwoordigd in ettelijke collecties, maar niet in die van het Gemeentemuseum van Helmond. Voor mij behelst dit de verdrietigste vorm van provincialisme: niet provinciaal willen zijn en het daardoor des te erger worden. Maar als Helmond echt als culturele hoofdstad van Europa in aanmerking wil komen, en dat is natuurlijk een lofwaardig streven, zou zij om te beginnen moeten onderzoeken wat zij zo al te bieden heeft en vervolgens moeten bepalen waar zij voor staat: voor gewoonheid of bijzonderheid, of voor een combinatie van beide, zoals bij kunstschilders het geval is.

Ik wens de exposanten meer succes met hun Hemel van Helmond, dan ik met de mijne heb gehad.