2reacties

Helmondse Helden: Gérard Princée

logo of embleem van Helmondse HeldenHet Gemeentemuseum van Helmond heeft als thema voor zijn collectie: Mens en Werk. Dat is in het licht van de stadsgeschiedenis een aardige vondst, maar wel een vondst: vooral luie subsidieverstrekkers zullen er verrukt over zijn. Ikzelf had liever gezien dat het museum zich had ontfermd over kunstenaars uit de regio. Wie bekommert zich nu om een Sjef van Schaik of een Marinus Dillen? Als de directie pit had getoond had zij zelfs alle Brabantse schilders bijeen kunnen brengen, want de meeste omliggende musea proberen slechts een mini Tate of MoMA te zijn – ongewild maar toch zelfverkozen provincialisme, de meest verdrietige vorm ervan.
Wie aan elke vorm van provincialisme wist te ontsnappen en tegelijk zijn oorsprong nooit verloochende, was Gérard Princée (1908 – 1999), Helmonds grootste kunstenaar.
Gérard (op z’n Frans uitgesproken, maar Princée is weer op z’n Hollands) was een dromerige zoon van een slager op de Koninginnewal. Vandaag verdient een slager evenveel als de gemiddelde golfer, maar voor de oorlog was het armoe troef. Op latere leeftijd kon Gérard nog wenen om zijn gebrekkige jeugd, die inhield dat hij na de lagere school direct aan de slag moest en zijn tekenlust alleen op de avondschool kon botvieren. Er bestaan foto’s van hem op de caramelmakerij van de inmiddels verdwenen Nederlandsche Cacaofabriek, waarbij hij met stille verwildering tussen zijn collega’s staat. Iets van een carrière beleefde hij daar wel, want hij heeft voor dat bedrijf ook verpakkingen ontworpen. Achter in de twintig kwam hij echter tot de conclusie dat hij een kunstenaar was en hij waagde een enorme stap: hij vertrok op de bonnefooi naar Parijs.

Gérard Princée, HelmondEen mooi beeld: Gérard zit op een terrasje onder de platanen en wie komt daar langsgelopen? Picasso. Gérard kent Picasso niet persoonlijk en hij is dus danig onder de indruk, maar even later wandelt Ossip Zadkine voorbij en die kent hij wel. Hij wuift naar Ossip.
Als iemand dichtbij de bron van nieuwe richtingen heeft gezeten dan was hij het, maar hij zocht te zeer naar een eigen stijl om met het succes van anderen mee te willen liften. Drie jaar lang volgde hij academieonderwijs, waarbij vooral de schilderlessen in fresco’s hem aanspraken, een genre waarmee hij in zijn geboortestad het eerst vertrouwd zal zijn geraakt. Een inkomen verwierf hij met schetsen voor het thuisfront. Niettemin luidde zijn veelzeggende bijnaam in deze Parijse periode: le pauvre Prince.
Gedurende de oorlog hield hij zich schuil in Helmond. Daarna trok Amsterdam, dat dankzij Cobra bijna net zo bruiste als Parijs. Hier weer zo’n situatie: hij stond erbij toen Karel Appel in het Stedelijk een meisje d’r jas liet uitdoen, zoals hij het formuleerde. In werkelijkheid ontblootte dat meisje zichzelf. Maar dit waren geen termen voor de diepgelovige en discrete Gérard. Hij voelde zich oncomfortabel bij de branie van de abstract-expressionisten, in tegenstelling tot een aantal Limburgse kunstenaars, voor wie hij artistiek niet onderdeed. Als reactie hierop had hij zich kunnen voegen bij groepjes defensieve realisten, maar de hele discussie rond modern en ouderwets lag hem niet.
Toen de een-procentsregeling voor kunst in openbare gebouwen in leven werd geroepen, ging hij weer snel op Helmond aan. Daar, maar ook elders vervaardigde hij tijdens de wederopbouw ettelijke fresco’s: klassiek qua procédé, hedendaags qua figuratie. Een paard bij Gérard is, zoals dat heet, geen echt paard maar helemáál een paard.
Bijna vijftig trouwde hij pas en kreeg hij een benoeming aan de academie in Tilburg in compositieleer, waarin hij zich inmiddels een onomstreden meester toonde. De opdrachten voor fresco’s droogden op en hij begon fresco-achtige gouaches te maken volgens een eigen methode, met laagjes rijstpapier en dan eveneens nat op nat. Zijn stijl werd steeds transparanter, zijn voorstelling steeds vager en tegelijk Latijnser, als opgegraven muurschilderingen in Pompeï.
Alleen een provinciaal zal iets op de kwaliteit van dit werk willen afdingen en Gérard staat trouwens uitgebreid geboekstaafd als een schilders schilder. Wel heb ik het altijd typisch gevonden dat hij nauwelijks perspectief aanbracht. Zo’n tweedimensionale wereld die dan resteert, zou dat iets met zijn Helmondse jeugd te maken kunnen hebben?

Jef de Jager