Helmondse Helden: Jan de Wit
Er zijn bij mijn weten geen Helmondse voorbeelden van krantenjongens die miljonair zijn geworden – misschien werden er te weinig kranten gelezen. Maar ik ken wel diverse verhalen van arbeiders die tot fabrikant zijn uitgegroeid. Een van deze helden was Jan de Wit (1882 – 1966).
Een arbeider van komaf was Jan niet. Zijn vader was een boer uit Gemert, die vroeg overleed. Zijn moeder kwam uit een smidsfamilie en stuurde Jan in de leer bij diverse smeden. Eén patroon zag wel wat in de jongen en stimuleerde hem cursussen te volgen en zijn blikveld te verruimen – een vast element in dit soort verhalen. Via die patroon kon hij als vuurwerker terecht bij de schroefboutenfabriek Everts & van der Weyden in Helmond. Nog maanden zou hij ’s avonds helemaal naar Gemert terugwandelen om zijn opleiding tot smid te voltooien.
De jonge katholieke arbeidersbeweging bood een platform voor verdere ontwikkeling. Namens haar bemiddelde hij bij een staking bij de bekende Pasturke van Thiel, die hem meteen als meesterknecht binnenhaalde. Nadat hij in 1911 de eerste ‘arbeider’ was die in de gemeenteraad belandde, steeg hij bij Pasturke door tot bedrijfsleider. Later ging hij weer terug naar Everts & van der Weyden, waar hij het tot directeur bracht. Omdat hij in de omgang nogal lastig was, verschaften zijn mededirecteuren hem in 1944, toen hij de zestig al was gepasseerd, de middelen om een eigen spijkerfabriek te beginnen, J.H. de Wit en Zonen. Tegen alle principes van de internationale arbeidsverdeling in is die fabriek tot vandaag actief.
Jan was een echte ‘man van de daad’, de wonderlijke soort mannen uit de eerste helft van de twintigste eeuw die buiten hun drukke dagtaak om de grootste projecten realiseerden. Naast zijn raadslidmaatschap van bijna 25 jaar was hij betrokken bij de oprichting van de Ambachtsschool en het Carolus Borromeus College. Bijna een halve eeuw hanteerde hij de voorzittershamer van De Hoop, de grootste woningbouwvereniging ter plaatse. En na zijn pensionering nam hij nog het initiatief tot een verpleeginrichting in Bakel, de huidige Jan de Wit-kliniek, en het Bejaardentehuis St. Josephszorg.
Ondertussen zat hij met een subtiel probleem. Financieel behoorde hij allang tot de elite, maar zijn eigenwijsheid werd daarbinnen niet door iedereen op prijs gesteld en omgekeerd wilde hij trouw blijven aan zijn vakbondsverleden en zijn sociale werkzaamheden. Wat hem betreft konden de standen het beste worden opgeheven. En hij ontwierp daartoe eigenhandig een Gemeenschapshuis met een omtrek van drie, vier keer het Paleis op de Dam, maar dan twaalf verdiepingen hoog. Een kerk was ingepland, evenals restaurants, winkels, een dokterspost, etc. Ruim tweeduizend mensen konden in deze ingedikte stadswijk wonen, die daarvoor dienden te worden geselecteerd uit alle bevolkingslagen, zodat een waar gemeenschapshuis ontstond. Als plek had hij de Zwanenbeemd in gedachten, midden in de dure buurt en vlakbij het voormalige Peapark van Piet de Wit. Het zou wat zijn geweest als beide panden er nu hadden gestaan: het Franse kasteeltje van Piet als loflied op de standen, tegenover de gigantische Tempel der Gelijkheid van Jan de Wit.
Dit huzarenstuk heeft Jan niet kunnen volbrengen, hoewel hij in de deken van Helmond een medestander vond. Dat hij toch als ziener herinnerd wilde worden, toont de opdracht die hij gaf aan de journalist Paul Kuijpers om een boek over hem te schrijven, wat toen onder de allergrootste ondernemers van Nederland nog geen usance was. Kuijpers was ook danig onder de indruk van hem, want hij doopte zijn opdrachtgever tot ‘ridder van Helmond’ en sprak voortdurend over de heer de Wit als hij Jan bedoelde. Het is niet verwonderlijk dat Jans kleinkinderen pas tot publicatie van deze hagiografie hebben durven overgegaan.
Jans zonen zouden overigens de sociale inslag van hun vader erven. Ir. Jan was jarenlang actief in christelijke werkgeversorganisaties en staat in de annalen van het VNO vermeld als een van de wegbereiders van het Nederlandse poldermodel. Diens broer Wim is misschien de meest sociale fabrikant die ooit heeft geleefd. Toen zijn afsplitsing van het familiebedrijf (DWZ) in 1972 failliet ging, verkocht Wim zijn villa aan de Aarle-Rixtelseweg om zijn arbeiders voor de laatste keer te kunnen uitbetalen en vertrok hij berooid naar Brouwhuis.
Jef de Jager
1 reactie:
Jan de Wit was myn eerste werkgever, hen er praktisch myn hele leven gewerkt!
was een heel fyne, en vooral sociale baas! ik kreeg ooit een sigaar van hem, dit nadat ik tot s avonds doorwerkte, en de verwarming gerepareerd had , in de winter, savods ongeveer om 10 uur nog!!