10reacties

Helmondse Helden: Paters Kapucijnen

logo of embleem van Helmondse HeldenWillem Prinzen heeft er persoonlijk voor gezorgd dat twee bedelordes  Helmond als arbeidsterrein uitkozen. Hoewel zij gratis huisvesting en voedsel kregen, zouden zij een eeuw lang de sfeer in de stad diepgaand bepalen.
De Arme Zusters Clarissen zetelden in het kloostergebouw naast de begraafplaats in de Molenstraat. Zij waren contemplatief, dat wil zeggen zij baden in afzondering en stilte voor het zielenheil van de bevolking. De enige luchthartigheid rondom hen was dat mensen die mooi weer verlangden aan de poort een worst konden afgeven, waarna de zusters voorbidding pleegden. Lekenmannen waren aan de poort niet welkom, want de zusters mochten alleen mannelijke religieuzen aankijken. Voor het overige schrééuwde het klooster op een indirecte manier menselijke zondigheid uit; en het is te hopen dat de generaties zusters achter slot en grendel een beetje gelukkig zijn geweest.
Schuin tegenover hen huisden de Kapucijnen; hun voormalige kerk is nu onderdeel van het Jan van Brabant College. Kapucijnen verschenen wel op straat, maar toonden zich als minderbroeders in materiële zin letterlijk ieders mindere. Hun ruwe pijen, ongetrimde baarden en blote voeten in sandalen illustreerden dat zij luxe en bezittingen flauwekul  vonden. Zij mochten zelfs niet met geld omgaan, en een hardnekkig gerucht wilde dat zij in doodskisten sliepen om permanent op het hiernamaals voorbereid te zijn (het waren echter kribben met stro).

Tegenover deze nadrukkelijk beleden armoede stonden hoge geestelijke waarden. De paters bekommerden zich als eersten om wat  maatschappelijk opbouwwerk is gaan heten, en zij waren ook uitermate coulant voor eenvoudige zondaars. Maar alles wat als ongodsdienstig diende te worden aangemerkt, wekte hun toorn. Vooral het socialisme en het liberalisme namen zij onder vuur. Gelovigen kregen van hen te horen welke linkse mensen uit de Kerk waren verbannen en bij welke liberale fabrikanten zij beter niet konden werken.
Omdat de paters vaak levenslang in het klooster verbleven, vergroeiden velen met de stad. Het is moeilijk in hun gemeenschap iemand aan te wijzen als de meest typische, of de meest heldhaftige.
Pater Ildefonsus (1875 -1930) was in elk geval de beroemdste. Hij stond bekend als de Bruine Generaal, respectievelijk de Waterpater en bestreed het alcoholisme onder arbeiders, die hij soms letterlijk van de straat plukte om hen naar het gebouw Sobriëtas in de Molenstraat te slepen. Daar kregen zij spelletjes te doen, maar uit de foto’s te oordelen ging dat er weinig vrolijk aan toe. Ildefonsus was ook een hartstochtelijk publicist, met titels als Katholieken van Nederland! De oogen open!! en Hoe lang nog?? Omdat hij alleen de ‘drankduivel’ te lijf wilde gaan, kreeg hij het aan de stok met religieuzen die van Sobriëtas een brede beweging voor geloofsverdieping wilden maken. Bij bestuurders was Ildefonsus op het laatst weinig geliefd, zo niet bij arbeiders. Menig dronkaard dankte aan zijn tussenkomst dat hij uit de gevangenis was gebleven.
Een echte intellectueel, met een toepasselijk getrimde sik, was pater Henricus (1879 – 1969). Als prediker sloegen velen hem hoger aan dan de beroemde Borremeus de Greeve, maar hij verklaarde zichzelf ‘rood’ en dat schiep verwarring, gelet op de kerkelijke ban voor mensen die werkelijk ‘rood’ waren.
De goedmoedigheid zelve was pater Nicodemus (1904 – 1983). In het normale leven was hij rector van het ziekenhuis, maar met Pasen gingen duizenden mensen bij hem te biecht, omdat hij zo snel de absolutie gaf dat de rij voor zijn biechtstoel permanent in beweging bleef.
De laatste in het oog springende Kapucijn was pater Othmarus (1909 – 1984). Een dapper man, even fanatiek als Ildefonsus, maar zeer bitter. Als directeur Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijk Werk betitelde hij in de jaren zeventig Helmond onomwonden als een probleemstad, die al anderhalve eeuw, dus vanaf het begin van de industrialisatie, leed aan sociaal bederf.
Anderhalve eeuw sociaal bederf? Met hun verregaande wereldverzaking waren de paters in wezen ongeschikt om arbeiders naar welvaart te begeleiden. Zij boden troost toen de mensen reuzel aten, maar zij losten zelf op in de wereld van dipsausjes en Studio Sport.

Jef de Jager