2reacties

Helmondse Helden: Sjef Raymakers

logo of embleem van Helmondse HeldenGeen mens heeft zijn voornaam met zoveel zwier gedragen als Sjef Raymakers (1910 – 2006). Meneer Sjef, zoals hij meestal werd genoemd, zag er uit als een aristocraat – het volkse Sjef hield hem bij de mensen.
        Sjef behoorde tot een van de oudste industriële families van het land. Al in 1777 richtte een voorouder van hem in Helmond een weefbedrijf op, dat tot vandaag standhoudt: de Koninklijke Textielfabrieken Raymakers & Co, waar de laatste Raymakers pas onlangs is opgestapt. Ondanks die eeuwen van winstvergaring was zijn familie niet rijk, beweerde Sjef. Daarvoor moest je namelijk in de handel zitten, en fabrikanten waren vooral gericht op productie. Het is altijd weer grappig om te merken dat iedereen zijn eigen maatstaven hanteert. Sjef woonde bijna zijn hele leven in het witte residentiële landhuis aan de noordzijde van het kanaal, dat gewone stervelingen juist als het summum van welvaart bestempelen.
        Omdat Sjef het achtste kind in een rij van negen was kon hij niet in het familiebedrijf terecht en moest hij een andere levensvervulling zoeken. Eerst studeerde hij voor kandidaat-notaris, blijkbaar met weinig genoegen, want hij startte uiteindelijk een kaarsenmakerij in het ‘aauw fabriekske’ aan de Kanaaldijk. Sjef vlaste echter op een andere rol. Hij was voor notabele in de wieg gelegd; de maatschappelijke plicht riep. Over notabelen wordt tegenwoordig denigrerend gesproken, maar dat waren wel mensen die het algemeen belang nagenoeg pro deo dienden en nimmer avonturen met andermans geld bedreven; ook vette bonussen waren onder hen nog taboe.

Sjef Raymakers, Helmond     De familie Raymakers had als bijzonderheid politici af te vaardigen, compleet met toelage, omdat het openbaar bestuur destijds nauwelijks meer dan een vergoeding betaalde. Sjef, eenmaal gevraagd, zou jarenlang CDA-wethouder in Helmond blijven en zat daarnaast in Provinciale Staten.
        Als wethouder was Sjef behoorlijk autoritair, al boden zijn eeuwige vlinderstrikje, zijn vrolijk snorretje en zijn sappige dialect tegenwicht. Subtiliteit en humor waren hem evenmin vreemd, zo bleek. De Helmondse industrie lag op haar gat en zijn collega-wethouder was de gereformeerde makelaar Praasterink die als Teun de Sloper naam zou maken. Een man zonder hart die weleens het hart van Helmond te lijf zou gaan. Via de band gaf Sjef zijn stadgenoten les in geestelijke weerbaarheid. Praasterink behoorde tot het oude contingent Hollanders in de stad, bij wie veel Helmonders zich automatisch de mindere voelden. Maar Sjef liet doodleuk weten niet van Hollanders te houden. Wat hij op hen tegen had was dat zij nooit een fout toegaven. Ook hun rechtlijnigheid en organisatiedrang verafschuwde hij. Parkeerhavens? Auto’s dienden in zijn ogen kriskras te staan; een opgeruimde boel was ‘niet Brabants’.
        Een fameuze uitspraak van Sjef luidde: ‘Wat is het aantrekkelijke van Helmond? Misschien wel het voor velen zo onaantrekkelijke.’ In de lijn van de katholieke regententraditie roemde hij ook zonder enig voorbehoud het culturele leven in zijn stad, waarbij hij doelde op de aanwezige fanfares, de zangkoren en zelfs de kanariepietjes bij de mensen thuis. En inderdaad: dankzij die kanariepietjes (en de familie Amijs) is Helmond kunnen uitgroeien tot een wereldhandelscentrum in exotische vogeltjes.
        Zijns ondanks werd Sjef de laatste notabele in de lokale politiek.
        Begin jaren tachtig, toen punkers en krakers de algehele stemming in het land bepaalden, was hij weer gewoon raadslid. In Helmond trad een groepje amateur-historici naar voren dat oud zeer van arbeiders op schrift wilde stellen en daartoe van de gemeente subsidie eiste, wat deze afwees. Dankzij sponsoring van tientallen bedrijven kwam het boek Hellemonders skréve zèlluf hullie eige geskiedenis er uiteindelijk toch. Van de meer dan vierhonderd pagina’s ging bijna de helft over de afgewezen gemeentesubsidie, maar daarnaast werd ongezouten kritiek op de vroegere elite geleverd. Te bedenken, tot ver in de jaren zestig kregen de leden daarvan in de lokale pers nog paginabreed lof toegezwaaid als zij een zilveren bruiloft vierden!
        Sjef verraste voor de zoveelste maal. Niet alleen bleek hij als enige notabele de samenstellers van het boek uitvoerig te woord te hebben gestaan, hij had hen zelfs duizend gulden toegestopt. Met opgeheven hoofd verliet hij het stadhuis, om een niemandsland binnen te treden.

Jef de Jager