Ko: Geen doordecentralisatie voor school
De gemeente is voornemens het verzoek van de Stichting Openbaar Onderwijs Jan van Brabant om tot doordecentralisering van de huisvestingsmiddelen te komen, af te wijzen. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van de school bij de gemeente blijft en dus ook de middelen daartoe. Voor elke verbouwing en uitbreiding die de school wenst uit te voeren zal ze goedkeuring moeten vragen aan de gemeente. Of het verzoek wordt ingewilligd na een lange procedure en welk budget er überhaupt beschikbaar wordt gesteld, zal steeds maar de vraag zijn. Het Jan van Brabant College kampt al tijden met een ruimtetekort en met beperkte middelen kan zij dit probleem slechts gedeeltelijk verhelpen. Doordecentralisatie zou de uitkomst bieden doordat de school dan meer budget per leerling, een vastgesteld X bedrag, te besteden heeft.
De afwijzing betekent een genadeslag voor de wens van het Jan van Brabant College om zelf de regie te voeren over de huisvesting van de school. Dit in tegenstelling tot Ons Middelbaar Onderwijs (OMO), een schoolbestuur waarin verschillende Brabantse scholen voor voortgezet onderwijs zijn vertegenwoordigd waaronder het Carolus Borromeus College en het Dr.-Knippenbergcollege. OMO kent wél een doorgedecentraliseerde regeling met de gemeente waardoor de Helmondse scholen o.a. hun locaties naar eigen inzicht konden uitbreiden. Het Jan van Brabant beroept zich dan ook op het gelijkheidsbeginsel. Zij vreest in een achterstandssituatie terecht te komen zonder doordecentralisatie.
In gelijke gevallen moet de gemeente gelijk besluiten, maar de gemeente beargumenteert dat hier geen sprake van is omdat het Jan van Brabant een andere financiële situatie kent dan OMO. De school zou financieel kwetsbaar zijn en waar OMO de financiële risico's kan spreiden over meerdere scholen kan het Jan van Brabant dat niet. Bij OMO zou de gemeente daarnaast verschillende financiële voordelen kunnen behalen door besparing op o.a. onderhoud en het kunnen huren van het gebouw van de Praktijkschool voor het symbolische bedrag van €1,- per jaar. Doordecentralisatie zou kostenverhogend werken voor de gemeente met een bedrag van tussen de €127.000,- en €300.000,- zonder dat er financiële voordelen tegenover staan.
Het is begrijpelijk dat de gemeente niet happig is om doordecentralisatie door te voeren gezien de grote bezuinigingstaak. En het is waar dat het Jan van Brabant niet met OMO te vergelijken valt, maar dit komt juist doordat de school nooit de kans heeft gekregen om zélf middelen en bezit op te bouwen zoals OMO dat jarenlang wel heeft kunnen doen. Doordecentralisatie leidt misschien niet direct tot financiële voordelen voor de gemeente, maar wellicht dat als de Stichting Openbaar Onderwijs Jan van Brabant dezelfde kansen als OMO destijds aangeboden krijgt, dit in de toekomst wél het geval kan zijn.
De gemeenteraad zal op 5 oktober beslissen over het voorstel van het college van B en W om het verzoek van de Stichting Openbaar Onderwijs Jan van Brabant definitief af te wijzen. Hoe de raad ook mag beslissen, het Jan van Brabant College blijft met een capaciteitsprobleem zitten en daar moet iets aan gedaan worden!